NDF en DVN maken zich zorgen over de actuele ontwikkelingen rond het door zorgverzekeraars gevoerde en voorbereide preferentiebeleid betreffende insulines en biosimilar insulines. Zij spreken zorgverzekeraars daarop aan en hebben hun zorgen ook kenbaar gemaakt in een brief aan Zorgverzekeraars Nederland.

De eerste biosimilar insuline kwam in 2015 op de markt. Na de langwerkende insulines zijn er inmiddels ook biosimilars van kortwerkende insulines. In mei 2020 is de biosimilar van het kortwerkende insuline Humalog : insuline lispro Sanofi beschikbaar gekomen. In juni 2020 gevolgd door de biosimilar van NovoRapid : insuline aspart Sanofi. Beide biosimilars zijn door de EMA goedgekeurd en even veilig en effectief beoordeeld als het origineel waarop de biosimilar is gebaseerd. Van Fiasp en Apidra is de uitwisselbaarheid met de biosimilars niet onderzocht.

Inmiddels hebben 100duizenden mensen met diabetes te maken met een insuline-preferentiebeleid, waarbij vaak sprake is van omzetting naar een biosimilar insuline. Door de toename van het aantal biosimilars op de markt, ook de komende jaren nog, neemt de reikwijdte van insuline-preferentiebeleid snel toe; de groep patiënten die het betreft wordt substantieel groter. Omdat elke zorgverzekeraar zijn eigen preferentiebeleid voert is er voor patiënten, behandelaars en verstrekkers inmiddels een onoverzichtelijke situatie aan het ontstaan; zie hier een overzicht. Bovendien, en ook dat is een grote zorg, speelt op termijn het risico van herhaaldelijke omzetting. NDF en DVN vinden dit in het kader van de continuïteit van zorg en de van patiënten en zorgverleners gevraagde inspanningen een onwenselijke situatie.

Geschetste ontwikkelingen zijn eens te meer reden om zorgverzekeraars er op te attenderen dat preferentiebeleid voor biosimilars niet gelijk is aan preferentiebeleid voor generieke middelen. Aan ZN wordt gevraagd om consistentie en samenhang in het preferentieproces en een unaniem commitment aan de tripartite geformuleerde NDF Aandachtpunten voor overstap patiënten naar biosimilars van insulines. Alsook de toezegging van zorgverzekeraars dat zij hun preferentiebeleid minimaal 4 maanden voor ingaan communiceren naar zorgverleners zodat er op lokaal niveau afstemming kan plaatsvinden ten behoeve van zorgvuldige begeleiding en monitoring van patiënten die te maken hebben met verandering. Tenslotte wordt voorgesteld de ontwikkelingen gezamenlijk te gaan monitoren.

 

Brief van NDF en DVN aan ZN 15 oktober 2020


Betreft: preferentiebeleid insulines.

De Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) en Diabetesvereniging Nederland (DVN) maken zich zorgen over de actuele ontwikkelingen rond het door zorgverzekeraars gevoerde en voorbereide preferentiebeleid betreffende insulines en biosimilar insulines. Eerder heeft u hierover ook van de KNMP al een signalering ontvangen.

Om te beginnen wijzen we graag op de tripartite geformuleerde aandachtspunten over dit onderwerp. Deze staan in het veld bekend als het NDF stappenplan.


Essentieel in de aandachtspunten is:

  • De gezamenlijke vaststelling dat preferentiebeleid voor biosimilars niet gelijk is aan preferentiebeleid voor generieke middelen, implicerend dat de gebruikelijke preferentie-aanpak van zorgverzekeraars niet van toepassing kan zijn.
  • De conclusie dat ‘omzetting’ wordt geïnitieerd door de voorschrijvend zorgverlener. In de spreekkamer wordt met de patiënt een eventuele omzetting besproken. Een patiënt kan hier dus niet onvoorbereid bij de apotheker voor het eerst mee geconfronteerd worden.
  • Dat betrokken zorgverleners, met name voorschrijver en apotheker, op lokaal niveau een onderlinge werkwijze afstemmen die leidend is wat betreft behandeling, voorschrijving, levering en begeleiding / monitoring; vanzelfsprekend met inachtneming van het beleid van zorgverzekeraars en de aandachtspunten.


Waar maken wij ons zorgen over?

In 2015 kwam de eerste biosimilar insuline op de Nederlandse markt. Dat zijn er op dit moment drie en meer zullen volgen. Het gaat dus om een ontwikkeling die inmiddels 100duizenden mensen met diabetes raakt. Per zorgverlener groeit het aantal patiënten dat een type insuline gebruikt dat onder het preferentiebeleid valt. Omdat elke zorgverzekeraar zijn eigen preferentiebeleid voert dreigt voor patiënten en zorgverleners een onoverzichtelijke situatie te ontstaan. De huidige stand van zaken laat een zeer divers beeld aan voorkeursproducten zien, waarbij de ene patiënt wel aanspraak heeft op het specialité en een andere patiënt niet. In de praktijk betekent dat dat een zorgverlener (zowel voorschrijver als apotheker) bij ieder consult waarin medicatie wordt voorgeschreven/ wordt meegegeven alert moet zijn op iemands zorgverzekeraar.

In het geval van herhaalmedicatie bepaalt dit of er een gesprek gevoerd moet worden over een overstap naar een andere (biosimilar) insuline. Om het nog ingewikkelder te maken wordt preferentiebeleid bij verschillende verzekeraars ook nog op verschillende tijdstippen van kracht. Om in de praktijk te voorkomen dat patiënten straks onvoorbereid een andere insuline van de apotheker meekrijgen dienen betrokken zorgverleners ruim de tijd te krijgen voor het maken van afspraken. Eén en ander conform de NDF aandachtspunten. Bovendien, en dit is een grote zorg, speelt op termijn het risico van herhaaldelijke omzetting. Wij vinden dit in het kader van de continuïteit van zorg, en de van patiënten en zorgverleners gevraagde inspanningen een onwenselijke situatie. We zeggen daarover dan ook in de NDF aandachtspunten dat voorkomen moet worden dat patiënten frequent (vaker dan één keer per 4 jaar) wisselen. Verder bereiken ons geluiden over de clustering van niet gelijkwaardige insulinepreparaten. In het verlengde van het NDF standpunt over Biosimilars Insulines zijn niet gelijke producten niet uitwisselbaar en wij maken hier dan ook ernstig bezwaar tegen.


Wat verwachten wij van ZN?

Vanzelfsprekend hebben wij over deze problematiek contact met de verschillende zorgverzekeraars. Hoewel de tripartite afspraken worden onderschreven zien we dat de praktijk weerbarstig is. De uitvoering van het eigen preferentiebeleid verloopt niet altijd conform de gemaakte afspraken. Nu het preferentiebeleid wordt geïntensifieerd is er behoefte aan consistentie en samenhang op ZN niveau. Tijdige communicatie vanuit de zorgverzekeraars is essentieel om het beleid te laten slagen. Wij verzoeken ZN daarom de urgentie van tijdige communicatie conform de aandachtspunten, ten behoeve van zorgvuldige voorbereiding door het veld, met nadruk te agenderen in overleggen en communicatie met de leden van ZN. Dit gaat om de gezondheid en veiligheid van 100duizenden insulinegebruikers.


Wat zou agendering door ZN ons inziens moeten opleveren?

  • De bewustwording dat preferentiebeleid voor (biosimilar-) insulines geen gebruikelijke preferentieaanpak (zoals voor generieke middelen) toelaat, maar om een bijzondere aanpak vraagt. Commitment op de aandachtspunten die hiervoor geformuleerd zijn. Bij voorkeur in afstemming met NDF, onze zorgverleners en DVN
  • Consistentie en samenhang in het proces van preferentie in de praktische uitvoering
  • De toezegging van zorgverzekeraars dat zij hun preferentiebeleid minimaal (4 maanden) voor ingaan communiceren naar zorgverleners zodat er op lokaal niveau afstemming kan plaatsvinden ten behoeve van zorgvuldige begeleiding en monitoring van patiënten die te maken hebben met verandering.

Ten einde de toekomstige ontwikkelingen tripartite te kunnen monitoren stellen we verder, voor de komende twee jaar, een structureel overleg voor.