Hoewel het stimuleren tot ‘voldoende lichaamsbeweging’ volgens medische richtlijnen een onderdeel van het behandeltraject bij diabetes dient te zijn, beoordeelt maar een kleine minderheid van de mensen met diabetes begeleiding op dit gebied als goed en geeft een derde aan dat er tijdens de behandeling niet of nauwelijks aandacht voor het onderwerp was. Dat blijkt uit een verkennende, kwantitatieve studie onder 181 mensen met diabetes (type 1 en type 2).
In het kader van het project 'Sport in Tijden van Ziekte' uit het Onderzoeksprogramma Sport van NWO werden digitale vragenlijsten afgenomen onder vier patiëntengroepen (diabetes, depressie, borstkanker en hiv). Een diagnose met een chronische aandoening kan veel impact hebben op iemands leven, gedrag en betekenisgeving. Bij steeds meer chronische ziekten vormt advies of begeleiding bij bewegen en sport een integraal onderdeel van de behandeling, vanwege de positieve invloed op (medisch) herstel. In het onderzoek staan betekenissen van sport en bewegen voor mensen met een chronische aandoening centraal. Het accent ligt op verhalen over sport, bewegen, ziekte en gezondheid van mensen met diabetes, depressie, borstkanker en hiv en de (para)medische professionals die hen zorg verlenen.
De belangrijkste uitkomsten van de kwantitatieve studie onder mensen met diabetes – uitgevoerd onder een relatief jonge, hoog opgeleide groep met een voornamelijk Nederlandse herkomst, een oververtegenwoordiging van mensen met type 1 diabetes en een minimale diagnoseleeftijd van 25 jaar, en daarmee niet representatief voor de diabetespopulatie in Nederland – zijn als volgt:
• Bijna drie kwart ervaart zijn gezondheid als (zeer) goed. Respondenten die naast diabetes nog een of meerdere andere aandoeningen hebben, beoordelen hun gezondheid minder vaak als (zeer) goed dan respondenten zonder andere aandoeningen.
• Een ruime meerderheid is gericht op het leiden van een zo’n normaal mogelijk leven ('restitutie') en een vijfde onderschrijft (ook) een zoektochtverhaal, waarin (spirituele) ontwikkeling een rol speelt. Slechts een heel kleine groep herkent zich in het chaosverhaal, dat wordt gekenmerkt door verlies en uitzichtloosheid.
• Een op de tien respondenten zegt niet of nauwelijks te sporten, veertig procent juist meer dan drie keer per week. Ruim de helft geeft aan te voldoen aan de beweegnorm van 30 minuten matig intensief bewegen op minimaal vijf dagen per week. Fitness, hardlopen en wandelsport zijn de meest beoefende takken van sport.
• Twee derde van de respondenten ervaart sport en bewegen als een goede graadmeter voor de gezondheid, maar ruim veertig procent geeft aan dat de diabetes weinig invloed heeft gehad op het sport- en beweeggedrag.
• Slechts zestien procent vindt dat hij of zij na de diagnose goed is begeleid bij het (weer) oppakken van sport en bewegen. Een derde geeft aan dat er in het behandeltraject nauwelijks aandacht was voor dit onderwerp, en dat geldt vaker voor respondenten met type 1 dan met type 2. Of de diagnose recent is gesteld, maakt daarbij geen verschil.
Vooral deze laatste resultaten zijn opmerkelijk, aangezien het stimuleren tot 'voldoende lichaamsbeweging' volgens medische richtlijnen onderdeel van het behandeltraject behoort te zijn. Uit deze studie komt naar voren dat het belangrijk is om aandacht te besteden aan sport en bewegen tijdens het behandeltraject van mensen met diabetes, maar ook aan hoe zij deze begeleiding ervaren.
De resultaten van de kwalitatieve vervolgstudies binnen het onderzoeksproject Sport in Tijden van Ziekte zullen meer concrete aanknopingspunten bieden voor de wijze waarop de ondersteuning het beste vorm kan krijgen en in hoeverre specifieke toegankelijke beweeginterventies haalbaar en wenselijk zijn.
Klik hier voor het volledige rapport http://beheer.nisb.nl/cogito/modules/uploads/docs/89591405082965.pdf