De keuze voor een bloedglucosemeter wordt gemaakt in de spreekkamer, door de diabetespatiënt en zijn hoofdbehandelaar samen. Men moet kunnen kiezen uit een breed aanbod, waarbij kwaliteit, het functioneren van de patiënt en doelmatigheid voorop staan. Dat is de kern van het Consensusdocument Kwaliteitscriteria Standaard bloedglucosemeting dat de NDF recent overhandigde aan Zorginstituut Nederland. Vandaag is besloten dat het als module wordt opgenomen in het wettelijk Register van ZIN.
Het Consensusdocument is het resultaat van de NDF Stakeholdersdialoog Standaard bloedglucosemeting die de Nederlandse Diabetes Federatie in het voorjaar van 2016 startte. Doel was om tot gedragen en geldende afspraken te komen rondom dit voor diabetespatiënten essentiële aspect van hun zelfmanagement, als antwoord op de aanhoudende zorgen in het veld over de kwaliteit van bloedglucosemeting en de keuzevrijheid van de patiënt. Het Consensusdocument wordt toegevoegd aan de NDF Zorgstandaard diabetes.
Het Zorginstituut heeft het document nu, conform het voorstel van het Bestuurlijk Overleg Hulpmiddelen, overgenomen als module diabetes hulpmiddelen/ ‘Consensusdocument kwaliteitscriteria standaard bloedglucosemeting’. Dat betekent dat de standaard wordt opgenomen in het wettelijk Register van het Zorginstituut. Op één onderdeel van de module diabetes zijn de betrokken partijen het onderling niet eens geworden. Het Zorginstituut is gevraagd hier een knoop over door te hakken; dit is de doorzettingsmacht van het Zorginstituut. Een en ander is ook terug te lezen in de brief die minister Schippers vandaag verstuurde om de Tweede Kamer te informeren over de resultaten van het Bestuurlijk Overleg Hulpmiddelen.
Het Kwaliteitskader vormt de kapstok voor specifieke categorieën hulpmiddelen. In het Generiek Kwaliteitskader Hulpmiddelenzorg is expliciet vastgelegd dat hulpmiddelen functioneringsgericht worden voorgeschreven. Dat betekent dat om te bepalen welke functionaliteiten van een hulpmiddel nodig zijn, rekening wordt gehouden met de stoornis, beperkingen, participatieproblemen alsmede de specifieke situatie van mensen die een hulpmiddel nodig hebben, zodat maatwerk kan worden geboden. Bovendien is bepaald dat er brede keuze is voor de cliënt en het proces van voorschrijven transparant en doelmatig is.
Het Consensusdocument is voorbereid door een multidisciplinaire werkgroep van de NDF*. De criteria die zijn opgesteld hebben betrekking op de fase van voorbereiding en start van zelfcontrole, op de begeleiding tijdens chronische fase en op de organisatie en infrastructuur rondom zelfcontrole. Volgens het Consensusdocument moeten bloedglucosemeters voldoen aan in het document nader benoemde basiseisen en CE-markering. Bij het op de markt brengen van een nieuw type vindt een initiële verificatie door een onafhankelijke instantie plaats waarbij volgens een vastgesteld protocol wordt gecontroleerd op onder andere juistheid en precisie. Er komt een online overzicht van alle meters die voldoen, inclusief een tool die de patiënt en behandelaar ondersteunt bij het selecteren van een passende meter. Voor de registratie van eventuele problemen met bloedglucosemeters en teststrips of cassettes komt er een onafhankelijk meldpunt.
*) met daarin DVN, DiHAG, EADV, KNMP, NVKC, NVD/DNO, NIV, NVK, FHI, Diagned en ZN.
Zie NDF Stakeholdersdialoog Standaard bloedglucosemeting
Naar het Register: Zorginzicht.nl